► Back to main Dutch rules page ► Google Translate to English
Versie 3-2021-05-30 VOORWOORD
Dit is het officiële FIPJP-reglement voor de pétanquesport aangevuld met uitspraken van de reglementencommissie.
In de statuten en het huishoudelijk reglement van de Nederlandse Jeu de Boules Bond (NJBB) is vastgelegd dat we in Nederland werken met de vertaling van het officiële door de Fédération Internationale de Pétanque et Jeu Provençal (FIPJP) vastgestelde reglement voor de pétanquesport (RPS). De reglementencommissie (verder ‘rc’ genoemd) van de NJBB draagt zorg voor deze vertaling. Eventuele toegestane afwijkingen vindt u in het toer-nooireglement pétanque (TRP) en addenda van de NJBB.
RPSPlus
In het RPS wordt niet alles geregeld. Dat betekent dat in de praktijk vaak situaties voorko-men die om een invulling of interpretatie vragen. Als zich zo ‘n situatie voordoet is de scheidsrechter de aangewezen persoon om ter plekke een faire en onpartijdige beslissing te nemen gebaseerd op de voorliggende situatie. Met zijn kennis van de regels en de regeltoe-passing en met respect en sportiviteit als belangrijkste criteria.
In artikel 28 van de statuten van de NJBB wordt de rc onder meer belast met het interprete-ren van het RPS en het toernooireglement (inclusief addenda). Zij is statutair zelfs als enige bevoegd om deze reglementen bindend te interpreteren. Natuurlijk staat vast, dat het RPS daarbij altijd leidraad en uitgangspunt is en blijft. Ook wordt gekeken naar belangwekkende uitspraken van officials op Internationale Fora.
In het RPSPlus legt de rc, in aanvulling op de regels, uitspraken vast die in de loop van de tijd gedaan zijn; in andere landen kunnen andere interpretaties gelden.
Het bindend karakter van de uitspraken maakt de commissie niet onfeilbaar. Toepassing van regels en interpretaties zijn voor discussie vatbaar. Alle meningen en vragen zijn daarbij van harte welkom. Het is dan natuurlijk wel handig dat er tenslotte toch één instantie is, de rc, die een knoop doorhakt. Het gaat immers niet om ieders eigen gelijk, maar om een faire en uni-forme regeltoepassing voor onze sport.
Het RPS wordt in de kleur zwart weergegeven en de uitspraken van de rc in de kleur blauw.
ALGEMEEN
Artikel 1 Equipes
Pétanque is een sport waarbij partijen worden gespeeld tussen equipes van:
– Drie spelers en drie spelers (tripletten).
Ook zijn partijen mogelijk tussen:
– Twee spelers en twee spelers (doubletten); of
– Eén speler en één speler (enkelspel).
Bij tripletten beschikt iedere speler over twee boules. Bij doubletten en enkelspel beschikt iedere speler over drie boules.
Een andere equipesamenstelling is niet toegestaan.
NB!
Voor verenigingscompetities, bijvoorbeeld voor de nationale pétanquecompetitie (NPC) en bijvoorbeeld sextettentoernooien, lijkt er sprake te zijn van een andere equipe-samenstelling.
In feite is er dan sprake van teams die bestaan uit meerdere equipes. Dat is dus geen afwijking van dit artikel.
Artikel 2 Goedgekeurde boules
Pétanque wordt gespeeld met door de FIPJP goedgekeurde boules die:
1. Van metaal zijn.
2. Een diameter hebben van ten minste 7,05cm en ten hoogste 8,00cm.
3. Een gewicht hebben van ten minste 650 gram en ten hoogste 800 gram.
Bij wedstrijden die uitsluitend toegankelijk zijn voor jeugdspelers die in het betreffende jaar 11 jaar of jonger zijn, zijn boules van 600 gram en 65mm diameter toegestaan, mits vervaardigd door een erkende fabrikant.
Het handelsmerk van de fabrikant en het gewicht moeten in de boules zijn gegraveerd en altijd leesbaar zijn.
Naam en voornaam van de speler, of zijn initialen, mogen ook in de boules worden gegra-veerd, evenals diverse logo’s, acroniemen of andere soortgelijke kenmerken, conform de voorgeschreven specificaties voor de fabricage.
4. De boule moet hol zijn en mag geen materialen bevatten zoals lood, zand, kwik enz. In algemene zin mogen de boules niet zijn vervalst, en geen enkele bewerking of andere opzettelijke verandering hebben ondergaan na de vervaardiging door een erkende fa-brikant. Het is met name verboden de boules opnieuw te verhitten (na te gloeien) ten-einde de door de fabrikant gegeven hardheid te veranderen.
Artikel 2bis Sancties voor ondeugdelijke boules
Een equipe waarvan een speler schuldig wordt bevonden aan het overtreden van de regels van punt 4 van het vorige artikel, wordt onmiddellijk van het toernooi uitgesloten (gedis-kwalificeerd).
Als een niet–getrukeerde, maar versleten of ondeugdelijk vervaardigde boule een controle niet met succes doorstaat of niet voldoet aan de eisen 1, 2 of 3 van het voorgaande arti-kel, moet de speler deze vervangen. Hij mag ook de hele set boules vervangen.
Een door spelers ingediend protest met betrekking tot de punten 1, 2 of 3 kan alleen vóór
de partij worden ingediend. De spelers hebben er dus belang bij zich ervan te vergewissen dat hun boules en die van hun tegenstander aan de gestelde eisen voldoen.
Een protest met betrekking tot punt 4 kan gedurende de gehele partij worden ingediend, maar alleen tussen twee werpronden in. Als een dergelijk protest echter na de derde werp-ronde wordt ingediend en ongegrond blijkt, worden drie punten opgeteld bij de score van de tegenstander.
De scheidsrechter of de jury mag te allen tijde de boules van een of meer spelers controle-ren.
Is het toegestaan met verschillende typen boules te spelen?
Ja, dit mag, mits de boules voldoen aan de eisen die in artikel 2 aan een boule worden gesteld. De boules hoeven dus niet even zwaar te zijn of dezelfde striage (strepen) te hebben.
Als een partij eenmaal is begonnen, mag niet meer van boules worden gewisseld. Iedereen speelt de partij uit met de boules waarmee hij is begonnen. Er zijn twee uitzonderingen hierop, zie de punten 1 en 2 van artikel 11.
Mag ik mijn boules markeren met een stift of verven?
Aan boules mag volgens artikel 2 niets worden veranderd. Trucage kan méér inhouden dan alleen maar thermische of mechanische bewerkingen van het metaal: ook verven of beïnkten vallen hieronder als daardoor de eigenschappen van een boule veranderen. Bijvoorbeeld als een boule er stroever door wordt.
Er bestaat geen bezwaar tegen het aanbrengen van een bescheiden markering op boules (bijvoorbeeld met een markeringsstift enkele puntjes of een streepje zetten of een deel van de striage inkleuren), mits dus de eigenschappen van de boule er niet door veranderen. De scheidsrechter beoordeelt of deze markering kan worden toegestaan.
Mijn handen zijn te klein voor zelfs de kleinste maat boules. Ik ben volwassen, mag ik toch met juniorboules spelen?
Nee, dat mag niet.
Artikel 2 bepaalt dat juniorboules alleen zijn toegestaan bij toernooien die uitsluitend toegankelijk zijn voor jeugdspelers van 11 jaar of jonger (pupillen). Dus ook jeugdspelers jonger dan 11 jaar mogen ze niet gebruiken in een toernooi dat ook opengesteld is voor spelers uit een andere leeftijdscategorie.
Mag ik de naam van mijn bedrijf in mijn boules laten graveren? Ja, mits aangebracht door de fabrikant. (zie art. 2)
Hoe weet ik of mijn boules aan de officieel gestelde eisen voldoen?
Op de website van de NJBB staat de volledige lijst met de toegelaten typen boules van alle fabrikanten. Met boules van andere fabrikanten, of met boules van de genoemde fabrikanten die niet in deze lijst voorkomen, mag men niet spelen op toernooien en in competities.
De lijst van toegestane boules wordt soms door de FIPJP aangepast. Op de website van de FIPJP is de meest recente versie van deze lijst vinden. (fipjp.org)
Artikel 3 Goedgekeurde buts
Buts zijn van hout of van kunststof. In het laatste geval dragen zij het handelsmerk van de fabrikant en heeft de FIPJP officieel erkend dat zij aan de overeengekomen specificaties van het fabricageproces voldoen.
Buts hebben een diameter van 30mm. Een afwijking van ten hoogste + of – 1mm is toe-gestaan.
Hun gewicht moet ten minste 10 gram zijn en ten hoogste 18 gram.
Geverfde buts zijn toegestaan, maar noch deze, noch houten buts mogen met een mag-neet opgetild kunnen worden.
NB!
Het komt voor dat kunststof buts die overeenkomstig de eerste alinea van artikel 3 door de FIPJP erkend zijn toch niet aan de gewichtsnorm voldoen. Hoe dan te han-delen?
Als de enige bevoegde instantie een but goedkeurt, hoeft noch de gebruiker noch een scheidsrechter daaraan te twijfelen. Goedgekeurde kunststof buts, mits in goede staat, mogen daarom gebruikt worden ook als ze bij nameting niet zouden voldoen aan de norm voor het gewicht.
NB!
Deze mogelijke afwijking geldt niet voor houten buts. Deze worden vooraf niet getest.
NB!
In internationale wedstrijden kunnen andere normen gelden.
Artikel 4 Licenties
Bij inschrijving moet een speler zijn licentie tonen, of een ander document, volgens de re-gels van zijn bond, waaruit zijn identiteit blijkt én het feit dat hij lid is van die bond.
Wat wordt verstaan onder een ‘ander document’?
Dat kan een brief zijn van de clubsecretaris op naam van de speler waarin de secretaris verklaart dat betrokkene lid is van die vereniging. Daar staat in dat er voor hem een licentie is aangevraagd bij de bond. Of een verklaring van of namens het bondsbestuur op naam, verklarende dat de betrokken speler speelgerechtigd is.
SPEL EN BUT
Artikel 5 Reglementaire terreinen
Pétanque kan op iedere ondergrond worden gespeeld. De wedstrijdleiding of de scheids-rechter kan de equipes banen toewijzen. In dat geval moeten deze banen, voor het lande-lijke gedeelte van nationale kampioenschappen en voor internationale toernooien, ten min-ste 15m lang en 4m breed zijn.
Voor andere toernooien kan de bond afwijkingen van deze minimale afmetingen toestaan, tot een minimum van 12m bij 3m.
Een speelveld omvat een onbepaald aantal banen die zijn afgebakend met touwen waar-van de dikte niet van invloed mag zijn op het spelverloop. Deze touwen, die de banen af-bakenen, zijn geen verlieslijnen, behalve de lijnen aan de kopse zijden en de lijnen langs de buitenzijde van de buitenste banen.
Als twee banen in de lengterichting aan elkaar grenzen, geldt de tussenliggende lijn als een verlieslijn.
Als de banen door een afzetting worden omsloten, moet de afstand tussen deze afzetting en de buitenlijn van deze banen ten minste 1m bedragen.
Een partij gaat tot en met 13 punten. In voorronden en cadragepartijen kan eventueel worden gespeeld tot en met 11 punten.
Sommige toernooien worden op tijd gespeeld. Er moet dan altijd op afgebakende banen worden gespeeld. In dit geval zijn alle lijnen rondom een baan verlieslijnen.
Wat wordt bedoeld met twee banen die in de lengterichting aan elkaar grenzen?
De vierde alinea luidt:
“Als twee banen in de lengterichting aan elkaar grenzen, geldt de tussenliggende lijn als een verlieslijn.”
Het gaat hier om banen die aan de kopse kant aan elkaar grenzen. Dit soort tussenlijn aan de kopse kant (in de tekening de oranje lijn in het midden) is dus geen afbakeningslijn, maar een verlieslijn.
Kunnen spelers worden verplicht binnen te spelen op een toernooi dat was aangekondigd als een buitentoernooi, en beide equipes zelf liever buiten spelen?
Ja, dat kan. De scheidsrechter neemt, vaak in samenwerking met de wedstrijdleider, de organisator, en/of de jury, in principe alle beslissingen tijdens een toernooi ter bevordering van de veiligheid en het vlotte verloop van het toernooi. Zijn beslissing is bindend.
Waar moet de verlieslijn worden gelegd?
De vraag waar een verlieslijn gelegd moet worden is alleen relevant als er sprake is van een afzetting of afschotting.
Onder een afzetting verstaan we een (vaak verplaatsbare) afscheiding tussen het speelveld en het publiek zoals dranghekken. Onder afschotting verstaan we de op-staande rand rond een speelveld zoals bijvoorbeeld een trottoirband of een op-staande houten plank.
In artikel 5 staat:
“Als de banen door een afzetting worden omsloten, moet de afstand tussen deze afzetting en de buitenlijn van deze banen ten minste 1m bedragen.”
In de Franse tekst wordt uitgegaan van een afzetting. Als de afzetting te dicht op de baan geplaatst wordt zouden spelers hinder kunnen ondervinden van het publiek of door het obstakel gehinderd kunnen worden in hun achterzwaai.
In Nederland hebben we veel vaker te maken met een afschotting. De afschotting heeft meerdere functies, maar is vooral bedoeld om een speelveld af te bakenen en om het te ver wegrollen van boules te voorkomen.
Een afscheiding moet op ten minste 1 m van een (verlies)lijn geplaatst worden. In geval van een afschotting moet deze in Nederland op een afstand van ten minste 30 cm geplaatst worden volgens het TRP (Toernooi Reglement Pétanque). Een boule krijgt dan nog altijd de kans om ‘uit’ te rollen.
Op een speelveld zonder lijnen verklaart de scheidsrechter of de organisator dat een boule uit is indien de afschotting wordt geraakt. Is dit juist?
Dit is onjuist. De afschotting rond een speelveld, dat geen door lijnen gescheiden banen kent en evenmin omringd is met verlieslijnen, is gewoon een obstakel. Als dat door het but of een boule geraakt wordt blijft het but of de betreffende boule geldig. De afschotting maakt dan deel uit van het speelveld.
De scheidsrechter verklaart alle lijnen tot verlieslijnen. Is dat juist?
Dat is niet altijd juist. Verlieslijnen zijn alleen de lijnen aan de kopse kant van een baan en de buitenlijnen langs de buitenste banen van een speelveld. De lijnen tussen twee parallel liggende banen zijn, behalve in partijen ‘op tijd’, nooit verlieslijnen, maar afbakeningslijnen.
Het maakt geen verschil of dat een enkele of een dubbele lijn is. Gaat een boule of het but over een (enkele of dubbele) afbakeningslijn dan wordt deze niet ongeldig. Dat is pas het geval als een boule of het but de direct naastgelegen baan volledig overschreden heeft (dus twee banen verder terecht is gekomen). Hetzelfde geldt voor een verplaatst but. Zie artikel 9 onder 4 (voor het but) en artikel 19 eerste alinea (voor de boules.)
De enige uitzondering die op deze regel wordt gemaakt is wanneer er op tijd wordt gespeeld (dit moet speciaal in de toernooiaanvraag worden vermeld). In dat geval fungeren ook de tussenlijnen als verlieslijnen.
Is een lijn een obstakel?
Een speelveld heeft achterlijnen (aan de kopse kant van een speelveld of baan), tussenlijnen of afbakeningslijnen, en zijlijnen. Is zo’n lijn een obstakel?
Deze vraag kan ontkennend beantwoord worden. Het RPS zegt hierover:
“Een speelveld omvat een onbepaald aantal banen die zijn afgebakend met touwen waarvan de dikte niet van invloed mag zijn op het spelverloop.”
En:
“Deze touwen, die de verschillende banen afbakenen, zijn geen verlieslijnen, uitgezonderd de lijnen aan de kopse zijden en de lijn langs de buitenzijde van de buitenste banen.”
Het RPS kent twee soorten lijnen: verlieslijnen enerzijds en markeringslijnen of afbakeningslijnen anderzijds.
De eerstgenoemde bevinden zich aan de buitenrand of, als er meerdere banen in elkaars verlengde liggen (d.w.z. aan de kopse kant tegen elkaar. Het betreft de oranje lijnen in de illustratie). Afbakeningslijnen bevinden zich tussen afzonderlijke banen (gele lijnen).
Het begrip obstakel wordt in het RPS niet gedefinieerd. De rc verstaat onder een obstakel, zoals bedoeld de artikelen 6 en 7, elk natuurlijk of kunstmatig object dat de speler, staand of gehurkt in de cirkel, zou kunnen hinderen in zijn worp. Het is gewenst dat de scheidsrechter (bij voorkeur vóór aanvang van het toernooi) met inachtneming van dit criterium aangeeft wat op het betreffende speelveld obstakels zijn.
Daarnaast geldt op grond van artikel 10.2 van het TRP een afzetting/afschotting rondom het speelveld (zoals een balk of een betonnen rand) ook als een obstakel. Dat een lijn te dik is komt vaak voor, daar is echter geen regelgeving voor. Wat wel is geregeld is dat de dikte van de lijn niet van invloed mag zijn op het verloop van het spel. Veel vaker komt het voor dat lijnen door oneffenheden in de baan zodanig boven het vloeroppervlak gespannen zijn dat zij het doorrollen van een boule verhinderen. Ze zijn in dat geval ook vaak een aanleiding voor struikelpartijen. Noch het een noch het ander is de bedoeling.
In ons land worden steeds minder afbakeningslijnen gebruikt. Het gebeurt soms wel dat er (om ruimte te winnen?) ook aan de zijkant van een speelveld in een boulodrome geen lijn is gelegd. Als er geen lijn ligt (wat eigenlijk wel moet), dan is er ook geen (denkbeeldige) lijn. Je mag dan ook niet doen alsof bijvoorbeeld de muur of de opstaande rand een lijn dan wel een verlieslijn is. Die muur of rand (af-schotting) is deel van het speelveld en vormt gewoon een obstakel zoals bijvoorbeeld buiten in een park de bankjes, de bomen, en dergelijke. Je mag in dat geval dus ook ‘via de muur’ spelen. Het idee om een boule die in zo’n geval de muur of enig ander obstakel (bijvoorbeeld de afschotting) geraakt heeft uit te verklaren is dus onjuist.
Artikel 6 Begin van het spel; de werpcirkel
De equipes tossen om te beslissen welke equipe het terrein kiest, tenzij deze door de wed-strijdleiding al is toegewezen, en welke equipe het but als eerste uitwerpt.
Als de wedstrijdleiding de equipes een baan heeft toegewezen, moet het but op deze baan worden uitgeworpen. De equipes mogen niet zonder toestemming van de scheidsrechter uitwijken naar een andere baan.
Een speler van de equipe die de toss heeft gewonnen, kiest de plaats waar wordt begon-nen en tekent of legt een cirkel op de grond waar de voeten van elke speler geheel in pas-sen. De diameter van een getekende werpcirkel bedraagt ten minste 35cm en ten hoogste 50cm.
Als gebruik wordt gemaakt van een voorgefabriceerde cirkel moet deze vormvast zijn en een binnendiameter van 50cm hebben. Een afwijking van ten hoogste + of – 2mm is toe-gestaan.
Opvouwbare werpcirkels zijn toegestaan, mits deze voldoen aan de door de FIPJP gestelde eisen, met name op het punt van de vormvastheid.
Als de wedstrijdleiding reglementaire voorgefabriceerde werpcirkels ter beschikking stelt zijn de spelers verplicht die te gebruiken.
Als één van beide equipes een reglementaire voorgefabriceerde werpcirkel ter beschikking stelt zijn beide equipes verplicht die te gebruiken. Als beide equipes een eigen werpcirkel hebben meegebracht kiest de equipe die de toss gewonnen heeft.
De werpcirkel moet op ten minste één meter van enig obstakel worden getrokken (of neergelegd), en op ten minste anderhalve meter van enige andere in gebruik zijnde werp-cirkel of but.
Het binnendeel van de werpcirkel mag geheel geëffend worden gedurende de werpronde, maar moet aan het eind daarvan in de oorspronkelijke staat worden hersteld.
Tijdens het werpen van boules moeten de voeten van de speler binnen de cirkellijn blijven (zij mogen deze niet raken); zij mogen de werpcirkel niet verlaten of geheel van de grond komen vóór de geworpen boule de grond raakt. Geen ander lichaamsdeel mag de grond buiten de werpcirkel raken. Voor een speler die zich niet aan deze regel houdt gelden de sancties uit artikel 35.
Bij wijze van uitzondering mogen zij die het gebruik van een been missen met slechts één voet binnen de werpcirkel plaatsnemen; de andere voet mag echter niet vóór die voet worden geplaatst. Voor spelers in een rolstoel geldt dat ten minste één wiel (aan de zijde van de werparm) zich binnen de werpcirkel moet bevinden.
Als een speler de werpcirkel opraapt terwijl er nog boules te spelen zijn, moet deze wor-den teruggelegd, maar alleen de tegenstanders mogen hun boules nog werpen.
De werpcirkel is geen verboden terrein.
Een werpcirkel moet altijd worden gemarkeerd vóór het but wordt uitgeworpen.
De equipe die het but gaat uitwerpen moet alle werpcirkels in de nabijheid van de te ge-bruiken cirkel uitvegen.
De equipe die het recht heeft het but uit te gooien — hetzij omdat zij de toss gewonnen heeft, hetzij omdat zij de voorafgaande werpronde gewonnen heeft— krijgt hiervoor slechts één poging. Bij een niet geslaagde uitworp moet de andere equipe het but op een reglementair toegestane positie neerleggen. Als het niet op een geldige positie wordt ge-legd door de tweede equipe, gelden voor de speler die het but heeft geplaatst de sancties beschreven in artikel 35. In het geval van een recidive, wordt een nieuwe sanctie opgelegd aan de hele equipe, in aanvulling op eventueel eerder opgelegde sancties.
Dat een speler het but uitwerpt betekent niet dat hij ook de eerste boule moet werpen.
De positie van het but moet worden gemarkeerd, zowel na het uitwerpen als elke keer dat het is verplaatst. Protesten met betrekking tot een niet-gemarkeerd but worden niet in overweging genomen; de scheidsrechter zal dan uitgaan van de feitelijke ligging van het but.
Het gebruik van ‘matjes’, de zogenaamde ‘tapis de pétanque’ ter vervanging van een werpcirkel, is niet toegestaan.
Neerleggen van het but
“De equipe die het recht heeft het but uit te gooien — hetzij omdat zij de toss ge-
wonnen heeft, hetzij omdat zij de voorafgaande werpronde gewonnen heeft — krijgt hiervoor slechts één
poging. Bij een niet geslaagde uitworp moet de andere equipe het but op een regle-mentair toegestane positie neerleggen.”
In Artikel 7 staat vervolgens:
“Als het but ongeldig is uitgeworpen legt de tegenstander het but op een geldige plaats neer. Hieraan voorafgaand mag hij, onder de voorwaarden uit de vorige alinea, de werpcirkel naar achteren verplaatsen.”
Zie verder art. 8 vierde alinea.
Beide equipes moeten het er over eens zijn dat het but niet reglementair ligt, pas dan mag het but door de tegenstander opgeraapt worden en direct op een regle-mentaire plek neergelegd worden. Is men het niet eens dan raadpleegt men de scheidsrechter. Er kunnen sancties conform artikel 35 van toepassing zijn bij niet naleving van deze regel.
Als equipe B het but na een mislukte uitworp fout neerlegt verliest zij niet het recht om het vervolgens goed neer te leggen, want er is geen sprake van een recht. De equipe moet alsnog de opdracht goed uitvoeren, dat wil zeggen het but neerleggen op een reglementaire positie. Als equipe B dat niet goed doet, en zeker bij herha-ling, kan de scheidsrechter sancties overwegen overeenkomstig artikel 35.
Wanneer begint en eindigt een werpronde?
Begin:
Dit staat in artikel 33 RPS (laatste alinea):
“De eerste werpronde van een partij wordt geacht te zijn begonnen zodra het but al dan niet geldig is uitgeworpen. De volgende werprondes worden geacht te zijn begonnen zodra de laatste boule van de vorige werpronde tot stilstand is gekomen.”
Einde: Het einde van een werpronde is exact bepaald, deze eindigt op het moment dat de laatste boule van de werpronde tot stilstand is gekomen. De tijd (om het but voor de volgende werpronde uit te werpen) gaat in zodra de laatst gegooide boule van de lopende werpronde tot stilstand is gekomen of het but tijdens een werpronde op verboden terrein is gekomen, dan wel nadat een noodzakelijke meting verricht is. Mag ik een oude werpcirkel uitwissen?
Het RPS zegt daar in zijn algemeenheid niet veel over. Er staat alleen in artikel 6:
“De equipe die het but gaat uitwerpen moet alle werpcirkels in de nabijheid van de te gebruiken cirkel uitvegen.”
“De binnenkant van de werpcirkel mag geheel geëffend worden gedurende de werpronde, maar moet aan het einde daarvan in de oorspronkelijke staat worden hersteld.”
Welbeschouwd zijn ook het trekken van een cirkel in het terrein en het aanbrengen van markeringen toegestane afwijkingen van de basisregel. In beide gevallen wordt immers een opzettelijke verandering in de baan aangebracht.
Naar analogie vervolgens van de regel dat de binnenkant van een werpcirkel in de oude staat hersteld moet worden en dat je eerder aangebrachte cirkels in de buurt van een nieuwe cirkel moet verwijderen, kun je afleiden dat je als je in de baan toegestane veranderingen aanbrengt, die naderhand ook weer mag en soms moet verwijderen. Er is evenwel buiten de al genoemde, geen regel die dat verplicht. De rc stelt dat alle bewust in het terrein aangebrachte markeringen in jouw partij moeten worden verwijderd. Mag ik tijdens een wedstrijd handschoenen dragen?
Over het dragen van handschoenen zegt het RPS niets. Het is dan ook niet verboden.
Artikel 7 Voorgeschreven afstanden bij het uitwerpen van het but
Een but is slechts geldig uitgeworpen als:
1. De afstand van het but tot de binnenrand van de werpcirkel voor junioren en senio-ren ten minste 6m en ten hoogste 10m bedraagt; bij wedstrijden die zijn bedoeld voor de nog jongeren mogen kortere afstanden worden gehanteerd;
2. De afstand van de werpcirkel tot enig obstakel ten minste één meter en tot een an-dere in gebruik zijnde werpcirkel of but ten minste anderhalve meter bedraagt;
3. De afstand van het but tot enig obstakel en tot de uitlijn aan de kopse kant ten min-ste 50 centimeter en de afstand tot een andere in gebruik zijnde cirkel of in gebruik zijnd but ten minste anderhalve meter bedraagt (let wel: er geldt geen minimale af-stand tot de afbakeningslijnen tussen de banen of de uitlijnen aan de zijkant van de banen).
4. Het but zichtbaar is voor een speler die geheel rechtop in de werpcirkel staat, met de voeten binnen de cirkel zover mogelijk uit elkaar; in geval van twijfel beslist de scheidsrechter of het but zichtbaar is; tegen zijn beslissing is geen beroep mogelijk.
In de volgende werpronde wordt het but uitgeworpen vanuit een werpcirkel die geplaatst of getekend wordt rond het punt waar het lag aan het einde van de vorige werpronde, behalve als:
de werpcirkel zich op een afstand van minder dan één meter van enig obstakel zou bevinden of minder dan anderhalve meter van een andere in gebruik zijnde cirkel of but; of het but niet op alle toegestane afstanden zou kunnen worden uitgeworpen.
In het eerste geval trekt de speler de werpcirkel op de kortst mogelijke toegestane afstand van het obstakel respectievelijk de betreffende cirkel of but.
In het tweede geval mag de speler de positie van de werpcirkel achterwaarts ver-plaatsen in het verlengde van de lijn tussen de werpcirkel en de positie van het but in de voorgaande werpronde, maar niet verder dan tot hij het but op de maximaal toegestane werpafstand kan uitwerpen. Dit mag alleen als het but in geen enkele richting op de maximaal toegestane werpafstand kan worden uitgeworpen.
Als het but ongeldig is uitgeworpen legt de tegenstander het but op een geldige plaats neer. Hieraan voorafgaand mag hij, onder de voorwaarden uit de vorige ali-nea, de werpcirkel naar achteren verplaatsen.
In elk geval behoudt de equipe die er niet in was geslaagd het but reglementair uit te werpen wel het recht op het werpen van de eerste boule.
De equipe die het recht heeft het but uit te werpen krijgt hiervoor ten hoogste één minuut. De equipe die het recht krijgt om het but te plaatsen na de mislukte poging van de eerste equipe moet dat onmiddellijk doen.
Wat wordt verstaan onder de ‘zijkant’ van de baan?
Deze regel is gebaseerd op speelterreinen met afgebakende banen. Dan heb je per baan twee ‘kopse’ kanten (de korte kanten) en twee ‘zijkanten’ (de lange kanten). In die situatie geldt in principe géén minimumafstand tot de lijnen aan de zijkant van de baan, ook niet als dat verlieslijnen zijn. Voor de kopse kanten geldt een afstand van 50 cm.
Het RPS regelt echter niet hoe dat zit als een speelveld niet is verdeeld in afgeba-kende banen; in dat geval zijn er geen ‘kopse kanten’ of ‘zijkanten’.
De reglementencommissie heeft – in lijn met de richtlijnen voor scheidsrechters op Europees niveau – bepaald dat in die situatie, dus als gespeeld wordt op een speel-veld zonder afgebakende banen (maar wel aan alle kanten omsloten door een ver-lieslijn) voor alle verlieslijnen de minimumafstand van 50 cm geldt bij het uitwerpen van het but.
Wat is de situatie als er op minder dan 50 cm van de verlieslijn een balk of betonnen rand ligt?
Een veel voorkomende vraag heeft te maken met de afschotting (betonnen rand, balk, etc.) die op veel speelvelden is aangebracht en vaak op minder dan 50 cm van de verlieslijn ligt (officieel minstens 30 cm). Deze afschotting geldt krachtens het TRP als een obstakel in de zin van het RPS, en bij het uitwerpen van het but moet de afstand tot een obstakel minimaal 50 cm zijn.
De vraag die dan rijst is hoe dit zich verhoudt tot de bepaling dat er geen minimum-afstand geldt tot de verlieslijn aan de zijkant van de baan (wat dus alleen voorkomt in het geval van afgebakende banen).
Het antwoord is dat bij het uitwerpen van het but aan alle vereisten moet worden voldaan. Ook al geldt geen minimumafstand tot een lijn, dan geldt de minimumaf-stand tot het obstakel nog steeds wél.
Het but is ongeldig uitgeworpen. Mag de tegenstander, voor het but wordt neer-gelegd, de afstand uitpassen? In de laatste regel van artikel 7 staat dat de speler die het but gaat neerleggen na een mislukte uitworp dat onmiddellijk moet doen. Dat wil zeggen, dat er geen voorafgaand overleg met de equipe is toegestaan.
Het zonder verder oponthoud neerleggen van het but na het uitpassen van de afstand wordt als onmiddellijk beschouwd. Eventueel mag de speler die het but uitwerpt zelfs de cirkel naar achteren verplaatsen als het but niet op alle toegestane afstanden kan worden uitgeworpen/neergelegd.
Als ik het but uitwerp, hoe ver moet het dan liggen van buts uit andere partijen die nabij worden gespeeld?
– Zie artikel 7.
Waar moet of mag ik, na de eerste werpronde, de cirkel trekken of neerleggen?
De equipe die aan de beurt is om uit te werpen (equipe A) trekt de cirkel in beginsel rond het punt waar het but het laatst geldig lag, of legt daar de kunststof werpcirkel neer. Als de cirkel daar niet kan of mag worden getrokken of neergelegd, bijvoorbeeld omdat dat op minder dan 1,5 meter van een andere in gebruik zijnde cirkel of but is, moet de equipe de cirkel verplaatsen naar een wel mogelijke en toegestane plaats die zo dicht mogelijk bij de voorgeschreven plaats ligt. Als equipe A vanaf hier het but op tenminste zes meter kan uitwerpen is deze cirkel bruikbaar. Als het onmogelijk is om het but ook op tien meter uit te werpen, mag de equipe de cirkel achterwaarts verplaatsen. Dit is echter niet verplicht. Als equipe A besluit te cirkel inderdaad te verplaatsen, mag zij zover naar achter gaan als nodig is om het but op tien meter te kunnen uitwerpen. Minder ver mag ook, maar niet verder. Zodra er tenminste één richting is waarin het but op tien meter kan worden uitgeworpen, mag je de cirkel niet verder verplaatsen.
In artikel 13 bepaalt in afwijking van artikel 7 dat, als op al of niet afgebakende naast elkaar gelegen banen gespeeld wordt, de cirkel getrokken of gelegd moet worden in de baan waarop men begonnen is te spelen. Daar is ook veel voor te zeggen omdat het anders wel heel moeilijk spelen wordt zonder anderen in een ander spel te hinderen. Dat gaat evenwel niet meer op als er op de naast gelegen baan of banen niet (meer) gespeeld wordt. In ons land is de gewoonte gegroeid om de cirkel dan te leggen zo dicht mogelijk bij een van de verlieslijnen aan de kopse kant. Dat gaat niet op indien het but binnen de baan gebleven is. Dan moet de cir-kel worden getrokken resp. gelegd rondom de plaats waar het but lag. Eventueel mag de cirkel onder de genoemde vooraarden in art. 7 punt 4 naar achteren ver-plaatst worden.
Waar trek ik de cirkel als het but zojuist is uitgeschoten?
In het RPS geldt de werpronde, nadat het but is uitgeschoten, als gespeeld, ook al is die onbeslist (beide partijen hebben nog boules te spelen). Dan wordt er een nieuwe cirkel getrokken of wordt de cirkel opnieuw neergelegd.
Artikel 7 zegt dan onder meer:
“In de volgende werpronde wordt het but uitgeworpen vanuit een werpcirkel die geplaatst of getekend wordt rond het punt waar het lag aan het einde van de vorige werpronde, behalve als…”
Artikel 13 laatste alinea:
“De equipes spelen de volgende werpronde op het aanvankelijk gebruikte terrein en het but wordt uitgeworpen vanaf het punt vanwaar het verplaatst werd, overeen-komstig de voorwaarden uit artikel 7.”
In het onwenselijke geval dat het but niet gemarkeerd was dient er overleg plaats te vinden tussen beide equipes. Zij bepalen samen waar het but gelegen heeft om zo de nieuwe plaats van de cirkel voor de volgende speelronde te bepalen. Mochten de equipes niet tot overeenstemming kunnen komen dan bepaalt de equipe die de fout van niet markeren niet maakte, de nieuwe ligging van de cirkel waarvan zij vinden dat het but lag tijdens de vorige werpronde.
Artikel 8 Reglementair uitwerpen van het but
Als het but bij het uitwerpen wordt tegengehouden door een scheidsrechter, een tegen-
stander, een toeschouwer, een dier of enig bewegend voorwerp, moet het opnieuw worden uitgeworpen.
Als het but wordt tegengehouden door een medespeler heeft de tegenstander het recht het neer te leggen op een geldige plaats.
Na het uitwerpen van het but en het werpen van de eerste boule mag de tegenstander nog altijd de geldigheid van de ligging van het but betwisten, behalve als deze equipe het but neergelegd had.
Voor het but aan de tegenstander gegeven wordt om het neer te leggen moeten beide equipes het erover eens zijn dat het ongeldig lag, of een scheidsrechter moet dat hebben beslist. Heeft ook de tegenstander een boule geworpen, dan wordt het but geacht geldig te liggen en wordt er geen protest tegen de ligging meer in overweging genomen.
But na uitwerpen verplaatst door eerste boule In artikel 8 staat:
“Na het uitwerpen van het but en het werpen van de eerste boule mag de tegenstander nog altijd de geldigheid van de ligging van het but betwisten, behalve als deze equipe het but neergelegd had.”
Het markeren van het but is verplicht. Mocht het but niet zijn gemarkeerd dan wordt er uitgegaan van de nieuwe ligging, er kan dan niet meer geconstateerd worden of het but juist was uitgeworpen.
Indien het but na het werpen van de eerste boule ongeldig blijkt, mag dan deze boule opnieuw geworpen worden?
In artikel 16 wordt bepaald dat een eenmaal geworpen boule niet opnieuw mag worden geworpen. Maar er gelden wel een paar uitzonderingen:
– art. 8. “Na het uitwerpen van het but en het werpen van de eerste boule mag de tegenstander nog altijd de geldigheid van de ligging van het but betwis-ten, behalve als deze equipe het but neergelegd had.”
– art.16 “Boules moeten opnieuw worden geworpen als zij onderweg van de werpcirkel naar het but zijn tegengehouden of uit hun koers zijn geraakt door een boule of een but uit een andere partij, door een dier, door enig bewe-gend voorwerp”
Conclusie: ja, de boule dient dan opnieuw geworpen te worden.
Artikel 9 Ongeldig worden van het but
Het but is ongeldig in de volgende zeven gevallen:
1. Als het tijdens een werpronde verplaatst is naar verboden terrein, zelfs als het daarna weer op toegestaan terrein terugkomt (een but op de uitlijn is geldig; het is pas ongel-dig als het recht van boven bezien de uitlijn geheel is gepasseerd); een plas water waarin het but vrij drijft is verboden terrein;
2. Als het verplaatst is, en vanuit de werpcirkel niet meer zichtbaar is zoals in artikel 7 is beschreven (als het but achter een boule verscholen is, is het enkel op grond daarvan niet ongeldig; de scheidsrechter mag een boule tijdelijk wegnemen om na te gaan of het but zichtbaar is;
3. Als het wordt verplaatst naar meer dan 20m van de werpcirkel (voor senioren en junio-ren), of naar meer dan 15m (voor jongeren), of naar minder dan 3m;
4. Als bij afgebakende terreinen het but een onmiddellijk naastgelegen terrein geheel heeft overschreden of de achterlijn passeert;
5. Als het verplaatst en zoek is en niet binnen vijf minuten wordt gevonden;
6. Als zich verboden terrein bevindt tussen de werpcirkel en het but; of
7. Als bij partijen ‘op tijd’ het but buiten het toegewezen terrein wordt verplaatst.
Wanneer het but ongeldig wordt tijdens een werpronde is deze werpronde ten einde. De eventueel te behalen punten worden bepaald door het aantal niet gespeelde boules conform art. 14.
Artikel 10 Verplaatsing van obstakels
Het is de spelers verboden welk obstakel dan ook, dat zich op het terrein bevindt, te ver-wijderen, te verplaatsen, in de grond te drukken of plat te stampen. De speler die het but gaat uitwerpen, mag niettemin de plek onderzoeken waar hij zijn boule wil laten neerko-men, door daar ten hoogste drie keer met een van zijn boules op te kloppen. Bovendien mag een speler van de equipe die aan de beurt is, één inslag van een eerder gespeelde boule dichtmaken.
Voor spelers die zich niet houden aan deze regels, met name in geval van vegen voor een te schieten boule, gelden de sancties genoemd in artikel 35.
Mag ik tussen twee werprondes in gaten dicht maken?
Aangezien de werprondes naadloos in elkaar over gaan zou de vraag moeten zijn: Mag ik gedurende een partij gaten op het speelveld dicht maken.
In principe mag er, gedurende de gehele partij, niets aan het terrein worden veran-derd. Hierop zijn enkele uitzonderingen. Dit zijn:
– Iedere speler mag, voorafgaand aan het werpen van een boule, één inslag van een eerder geworpen boule dichtmaken (dit moet voorzichtig gebeuren, opdat niet ‘per ongeluk’ meerdere zich dicht bij elkaar bevindende gaten tegelijk worden dichtgemaakt).
– Na het trekken of neerleggen van een cirkel is men verplicht om ‘oude’ cirkels in de nabijheid van de nieuwe cirkel te verwijderen om verwarring te voorkomen.
– Spelers moeten het but en mogen boules markeren.
Het is daarnaast toegestaan en ook verstandig om ook andere in een vorige werpronde bewust aangebrachte veranderingen van het terrein zoals de werpcirkel of markeringen weer weg te halen om verwarring te voorkomen.
Door een schot komt een houtje in het veld terecht. Wat moeten we doen?
Een houtje of ander voorwerp, dat door welke oorzaak ook tijdens een werpronde in het veld terecht komt, moet worden verwijderd, en wel direct. Dat is in zekere mate vergelijkbaar met het laten vallen van bijvoorbeeld een puntenteller of een meetlint. Die laat je ook niet liggen, maar raap je direct op.
Mag een speler die een boule gaat werpen de plaats van zijn donnee onderzoeken en op welke wijze?
Nee, dat is niet toegestaan. Dit is voorbehouden aan de speler die het but gaat uit-werpen, andere spelers hebben dat recht niet.
Deze vraag heeft betrekking op de inhoud van artikel 10. In dit artikel worden 3 punten geregeld:
– “Het is de spelers verboden een klein obstakel dat zich op het terrein bevindt te verwijderen, te verplaatsen, in de grond te drukken of plat te stampen.”
– “De speler die het but gaat uitwerpen, mag niettemin de plek onderzoeken waar hij zijn boule wil laten neerkomen door daar ten hoogste drie keer met een van zijn boules op te kloppen.”
– “Bovendien mag een speler van de equipe die aan de beurt is, één inslag van een eerder gespeelde boule dichtmaken.”
Wat je spelers wel ziet doen, en wat zeker niet mag, is met een voet de plaats van de te verwachten een donnee schoonvegen en er voor de zekerheid nog maar even met de voet op tikken. Dat is in strijd met wat in artikel 10 bepaald is. De speler, of een van zijn medespelers mag wel één inslag dichtmaken. Maar, dan moet er:
a. natuurlijk wel een inslag zijn en
b. mag hij niet méér doen dan noodzakelijk is om dat ene gat te dichten. Dus ook niet aandrukken!
Als laatste punt stelt de regelgever vast dat overtreding van deze regel gelijk ge-volgd wordt door een sanctie volgens art 35.
Artikel 11 Vervanging van but of boule
Het but of een boule mag tijdens een partij slechts in de volgende gevallen worden ver-vangen:
1. als het but of een boule zoek is en niet binnen vijf minuten wordt gevonden; of
2. als het but of een boule in stukken breekt: in dat geval bepaalt het grootste stuk de ligging; als er in de werpronde nog boules gespeeld moeten worden, wordt het but of de boule — indien nodig na meting — onmiddellijk vervangen door een but of een boule van (ongeveer) dezelfde diameter; in de volgende werpronde mag de be-treffende speler ook de hele set boules vervangen.
BUT
Artikel 12 Verborgen of verplaatst but
Als het but tijdens een werpronde onverwachts wordt bedekt door een boomblad of een papiertje, wordt dat verwijderd.
Als een stilliggend but in beweging komt, bijvoorbeeld door de wind of de helling van het terrein, of per ongeluk door de scheidsrechter, een speler, een toeschouwer, een boule of een but uit een andere partij, een dier of enig bewegend voorwerp wordt verplaatst, wordt het teruggelegd op zijn oorspronkelijke plaats, mits deze was gemarkeerd.
Wordt het but verplaatst door een boule uit dezelfde partij, dan blijft het geldig.
Wat moet ik doen als tijdens de werpronde bij het meten het but wordt verplaatst?
Zie artikel 28. De sanctie hierop kan er een zijn volgens artikel 35. In ieder geval gaat het te meten punt verloren voor de equipe die de fout maakt en dit blijft net zo lang van kracht tot die ligging, die gemeten werd, veranderd.
Artikel 13 Verplaatsing van het but naar ander spel
Als het but tijdens een werpronde naar een ander terrein wordt verplaatst (al dan niet af-gebakend), blijft het geldig, tenzij artikel 9 van toepassing is.
Als het but terechtkomt op een terrein waar een andere partij gespeeld wordt, wachten de spelers die met het verplaatste but spelen, indien nodig, tot de spelers van de andere par-tij hún werpronde hebben beëindigd, en maken daarna hun eigen werpronde af.
Alle betrokken spelers dienen geduld en hoffelijkheid te betrachten.
De equipes spelen de volgende werpronde op het aanvankelijk gebruikte terrein en het but wordt uitgeworpen vanaf het punt vanwaar het verplaatst werd, overeenkomstig de voor-waarden uit artikel 7.
Artikel 14 Ongeldig geworden but
Als het but tijdens een werpronde ongeldig wordt, kunnen zich de volgende drie gevallen voordoen:
1. beide equipes hebben nog boules te spelen: de werpronde eindigt onbeslist en het but wordt opnieuw uitgeworpen door de equipe die in de vorige spelronde scoorde of de equipe die de toss won;
2. slechts één equipe heeft nog boules te spelen: deze equipe krijgt zoveel punten als zij nog boules te spelen heeft;
3. geen van beide equipes heeft nog boules te spelen: de werpronde eindigt onbeslist en het but wordt uitgeworpen door de equipe die in de vorige spelronde scoorde of de equipe die de toss won.
Artikel 15 Tegengehouden but
1. Als het but, na te zijn weggeschoten, door een toeschouwer of de scheidsrechter wordt tegengehouden of van richting veranderd, blijft het liggen waar het tot stilstand kwam.
2. Als het but, na te zijn weggeschoten, door een speler die zich bevindt op toegestaan terrein wordt tegengehouden of van richting veranderd, heeft zijn tegenstander de keuze uit:
a. Het but laten liggen op zijn nieuwe plaats;
b. Het but terug te leggen op zijn oorspronkelijke plaats; en
c. Het but neer te leggen in het verlengde van de lijn van zijn oorspronkelijke naar zijn nieuwe plaats, op ten hoogste 20m afstand van de cirkel (15m voor jongeren), en zo dat het zichtbaar is.
Om b. of c. te kunnen kiezen moet de plaats van het but tevoren gemarkeerd zijn ge-weest. Als dat niet het geval is, blijft het but liggen op zijn nieuwe plaats.
Als het but wordt weggeschoten, op verboden terrein terechtkomt, en weer op het terrein terugkomt, wordt het als ongeldig beschouwd en worden de regels van artikel 14 toegepast.
BOULES
Artikel 16 Werpen van boules
De eerste boule van een werpronde wordt geworpen door een speler van de equipe die de toss heeft gewonnen of als laatste punten heeft behaald. Daarna werpt steeds de equipe die niet op punt ligt.
Een speler mag van geen enkel voorwerp gebruik maken noch een streep op de grond trekken, om zijn boule te geleiden of de plaats te markeren waar hij zijn boule wil laten neerkomen. Als hij zijn laatste boule werpt, mag hij in zijn andere hand geen extra boule houden.
Boules moeten een voor een geworpen worden.
Eenmaal geworpen boules mogen niet opnieuw worden geworpen. Boules moeten echter opnieuw worden geworpen als zij onderweg van de werpcirkel naar het but zijn tegenge-houden of uit hun koers zijn geraakt door een boule of een but uit een andere partij, door een dier, door enig bewegend voorwerp, en in het geval genoemd in de derde alineai van artikel 8.
Een speler moet, vóór hij een boule werpt, deze ontdoen van modder en elke andere eraan klevende substantie. Voor een speler die zich niet aan deze regel houdt, gelden de sancties genoemd in artikel 35.
Als de eerst geworpen boule op verboden terrein terechtkomt, moet de tegenstander zijn eerste boule spelen; daarna spelen beiden om de beurt, zolang er geen boule op toege-staan terrein ligt.
Als er, als direct of indirect gevolg van schieten of plaatsen, geen enkele boule meer op toegestaan terrein ligt, gelden de regels van artikel 29.
Welke equipe moet gooien als de eerste boule wordt uitgeschoten en ook de ‘schiet-boule’ op niet toegestaan terrein landt?
Dit geval wordt geregeld in de 8ste alinea van artikel 16:
“Als er als direct of indirect gevolg van schieten geen enkele boule meer op toege-staan terrein ligt, gelden de regels van artikel 29.”
Bij gelijk liggende boules werpt de equipe die de laatste boule heeft gegooid eerst nog een keer, en vervolgens werpen beide equipes om-en-om totdat een boule op punt ligt.
Mag een speler, die zich in de werpcirkel bevindt, boules in het speelveld laten vallen en deze daarna alsnog spelen?
Nee, dat mag niet.
Deze boules zijn gespeeld en mogen niet meer worden geworpen en blijven liggen op de plek waar ze zijn gevallen. Dit is conform artikel 16, 4e alinea van het RPS.
Mogen boules, die na de vorige werpronde in het veld zijn blijven liggen, ge-speeld worden?
Ja, dat mag.
Deze boules worden niet beschouwd als obstakels, die volgens artikel 10 van het RPS niet verplaatst mogen worden. Het moet echter duidelijk zijn voor beide equipes, dat deze boules nog niet gespeeld zijn. Het verdient de aanbeveling nog niet gespeelde boules vast te houden of aan de kant waar de werpcirkel zich be-vindt ze achter de verlieslijn neer te leggen.
Artikel 17 Gedrag van spelers en toeschouwers
Gedurende de tijd die een speler reglementair ter beschikking staat om zijn boule te wer-pen, moeten de toeschouwers en andere spelers stil zijn.
De tegenstanders mogen niet lopen, gebaren, of iets anders doen dat de speler af zou kunnen leiden.
Alleen zijn medespelers mogen zich tussen de werpcirkel en het but bevinden.
De tegenstanders moeten zich voorbij het but of achter de speler bevinden, in beide geval-len zijwaarts van de speelrichting, en bovendien op ten minste 2m afstand van but en spe-ler. Spelers die zich niet houden aan deze regels kunnen worden gediskwalificeerd als zij, na een officiële waarschuwing van een scheidsrechter, volharden in hun gedrag.
Waar mag je als spelers staan?
Zoals beschreven in artikel 17 mogen tegenstanders van de equipe die aan de beurt is om te werpen niet zomaar overal staan. Waar wel wordt duidelijk aan de hand van neven-staand plaatje.
Tegenstanders moeten zich voorbij het but of achter de spe-ler bevinden. Ze moeten een afstand van tenminste twee meter tot het but en de speler in acht nemen.
De regel die het minst duidelijk in de spelregels staat is dat zij tevens zijwaarts moeten staan van de speelrichting. (Zij moeten dus enige afstand bewaren tot de middelste verticale lijn) Welke afstand precies staat niet in het RPS. De rc advi-seert scheidsrechters om hier één meter aan te houden. De vier groen gearceerde gebieden zijn dus de enige plaatsen waar men mag staan als de tegenstander een boule gaat werpen. Soms is er geen mogelijkheid om op zo’n toegestane plaats te gaan staan gezien de wijze waarop (binnen)banen zijn aangelegd. Als dat het geval is, kan de scheidsrechter hierover vóór aanvang van het toernooi een advies dan wel een richtlijn geven voor die dag. Voor waar medespelers mo-gen staan zijn geen regels opgesteld in het RPS.
Artikel 18 Werpen van boules; boules die het terrein verlaten
Niemand mag tijdens een partij, als oefening, een boule werpen, ook niet buiten de baan waar hij speelt. Voor een speler die zich niet aan deze regel houdt, gelden de sancties uit artikel 35.
Boules die tijdens de werpronde het afgebakende terrein verlaten blijven geldig, tenzij ar-tikel 19 van toepassing is
Is oefenen op een naastgelegen terrein tijdens een partij toegestaan?
Volgens artikel 18 is oefenen tijdens een partij niet toegestaan dus ook niet op de naastgelegen baan. De regel is echter niet bedoeld voor spelers die zijn uitgespeeld en tussen twee partijen willen oefenen. Dan zou in de tweede zin niet worden gesproken over een speler, maar over een deelnemer.
Op dezelfde wijze moet artikel 17 worden gelezen. Met ‘andere spelers’ (1ste alinea) worden de spelers bedoeld die bij dezelfde partij betrokken zijn als de speler die zijn boule gaat werpen. De niet spelende deelnemers aan een toernooi worden als toe-schouwer aangemerkt.
Het is voor andere deelnemers aan het toernooi niet verboden om op een naastgele-gen baan te oefenen. Uitgangspunt van artikel 17 is echter wel dat een speler die een boule gaat werpen niet mag worden afgeleid.
Meestal heb je vooral last van tireren. Het zou dan raar zijn ‘niet hinderen’ wel van toeschouwers en medespelers te verlangen en niet van deelnemers aan een toernooi die op dat moment niet met een partij bezig zijn. Van deze personen mag in ieder geval worden verlangd dat zij rekening houden met een lopende partij. Wanneer men wil oefenen, doe dit dan zodanig dat anderen daar geen last van hebben. Oefenen heeft immers vaak een heel ander ritme dan het spelen van een partij. Natuurlijk kan de organisator van een toernooi, de wedstrijdleider of de scheidsrechter altijd verordonneren dat het oefenen in plaatsen en schieten niet mag, of alleen op een andere aangewezen baan en/of speelveld.
Wanneer een speler zich tijdens een partij gehinderd voelt door oefenen op een naastgelegen terrein, zou die kunnen beginnen met de betreffende speler/deelnemer netjes te vragen ermee op te houden. Vaak heeft deze niet in de gaten dat iemand anders er last van heeft en houdt hij er direct mee op. Niet op grond van een regel, maar uit respect voor degenen die nog aan het spelen zijn. Als zo iemand er dan toch mee doorgaat zou men de scheidsrechter kunnen roepen en om een uitspraak vragen.
Artikel 19 Ongeldig geworden boules
Een boule wordt ongeldig als hij op verboden terrein terechtkomt. Een boule op de uitlijn is geldig. De boule is pas ongeldig als hij de uitlijn geheel is gepasseerd, dat wil zeggen als hij, recht van boven bezien, geheel voorbij de uitlijn ligt. Dit geldt evenzo als bij afgeba-kende terreinen de boule een onmiddellijk naastgelegen terrein geheel heeft overschreden.
Als de boule vervolgens op het terrein terugkomt, hetzij vanwege de helling van het ter-rein, hetzij na contact met een bewegend of stilstaand voorwerp, wordt hij meteen uit het spel genomen door de speler of medespeler, en alles wat hij na het overschrijden van de uitlijn heeft verplaatst wordt teruggelegd, mits deze objecten gemarkeerd waren.
Een ongeldige boule moet meteen worden opgeraapt en voor de betreffende werpronde uit het spel worden genomen. Als dat niet gebeurt, wordt hij automatisch geldig als de tegen-partij een boule gespeeld heeft.
Een boule komt terug van verboden terrein. Hoe gaan we hiermee om?
Het lijkt alsof er in de derde alinea van artikel 19 een tegenspraak staat. Stel: er wordt getireerd, de boule komt tegen de afschotting, en komt vervolgens terug het veld in. De boule moet meteen worden opgeraapt en uit het spel worden genomen. Niettemin is het blijkens de daaropvolgende zin mogelijk dat hij toch niet uit het spel wordt genomen.
De rc interpreteert artikel 19 als volgt: Meteen betekent ook meteen. Als de ongel-dige boule zou blijven liggen vormt deze een obstakel in het veld dat weer van invloed kan zijn op het resultaat van de volgende worp. Niemand kan dus claimen dat de boule nog wel even mag blijven liggen. De tireur kan wel een voorkeur hebben, maar heeft absoluut geen recht! De tireur moet wachten, totdat de boule is verwijderd van de baan. Haal overigens niet zomaar andermans boule uit het veld, maar vraag daarvoor toestemming, dan wel vraag om het zelf te doen.
Niettemin zou het kunnen voorkomen dat de boule om enige reden niet tijdig kan worden weggenomen. Dan mag dat later alsnog. Deze mogelijkheid is echter niet onbeperkt: als de tegenstander van die gespeelde boule een boule speelt wordt de ongeldige boule alsnog geldig.
Is een boule die tegen de zijwand of een staander van een hal wordt gespeeld nog geldig?
De organisator heeft in dezen een keuze: hij moet kiezen of het toegestaan terrein aan de zijkant begrensd is of niet. Als hij ervoor kiest het terrein te begrenzen dan moet hij vóór de zijwand een verlieslijn leggen op minstens 30 cm vóór het verst uitstekende punt. In dat geval is een boule die de zijwand raakt ongeldig. Als hij ervoor kiest om het terrein aan de zijkant niet te begrenzen, is het de spelers toegestaan om via de zijwand te spelen.
Voor staanders, kolommen of andere obstakels geldt precies hetzelfde De organisator kan ervoor kiezen deze tot verboden terrein verklaren door een verlieslijn te leggen. In dat geval is een boule die de kolom raakt ongeldig. Is er geen verlieslijn, dan kan via het obstakel gespeeld worden.
Het verdient de voorkeur om obstakels gewoon deel van het spel te laten uitmaken door er geen belijning omheen aan te brengen. Hiervoor geldt, net als voor de zijwand uit de vorige alinea, dat een boule ze gewoon mag raken zonder ongeldig te worden.
Huisregels van verenigingen die stellen dat het ‘raken’ van bepaalde obstakels een boule ongeldig maakt, zijn onjuist en leiden tot onnodige discussies en spelbederf. De scheidsrechter heeft te allen tijde het recht maatregelen te nemen die hij noodzakelijk acht. Hij kan de organisator verplichten die maatregelen uit te voeren. Daaronder valt ook de belijning, de controle hiervan dient voor aanvang van het toernooi en/of de wedstrijd te geschieden.
Is het dak van onze hal een obstakel?
Bij een poging om het but (in een hal) uit te schieten gaat dit, binnen de verlieslij-nen, tegen het plafond en komt terug in het speelveld. De tegenstander zegt dat het but hiermee ongeldig is geworden. Is dat ook zo?
Nee, dat is niet het geval.
Het dak moet worden beschouwd als een ‘gewoon’ obstakel, net als bijvoorbeeld een tak van een boom. Het is dan ook zelfs toegestaan om het dak te gebruiken tenzij de plaats waar het dak wordt geraakt slechts bereikt kan worden na een overschrijding van een verlieslijn.
Artikel 20 Tegengehouden boules
Als een geworpen boule wordt tegengehouden of van richting veranderd door een toe-schouwer of door een scheidsrechter, blijft hij liggen op zijn nieuwe plaats.
Als een geworpen boule wordt tegengehouden of onopzettelijk van richting wordt veran-derd door een speler van de equipe waartoe deze boule behoort, is hij ongeldig.
Als een geplaatste boule wordt tegengehouden of onopzettelijk van richting wordt veran-derd door een tegenstander, beslist de speler de boule opnieuw te werpen of hem te laten liggen op zijn nieuwe plaats.
Als een geschoten of weggeschoten boule wordt tegengehouden of onopzettelijk van rich-ting wordt veranderd door een speler, mag zijn tegenstander beslissen:
1. de boule te laten liggen op zijn nieuwe plaats; of
2. de boule neer te leggen in het verlengde van de lijn van zijn oorspronkelijke plaats naar de plek waar hij tot stilstand is gekomen, maar uitsluitend op toegestaan terrein en op voorwaarde dat zijn oorspronkelijke plaats was gemarkeerd.
Een speler die een bewegende boule met opzet tegenhoudt, wordt onmiddellijk uitgesloten van de rest van de partij, en met hem zijn equipe.
Artikel 21 Toegestane speeltijd
Nadat het but is uitgeworpen heeft een speler ten hoogste één minuut om zijn boule te werpen. Deze tijd gaat in zodra het but of de laatst geworpen boule tot stilstand is geko-men, dan wel nadat een noodzakelijke meting verricht is.
Deze regels zijn ook van toepassing op het uitwerpen van het but.
Voor een speler die zich niet aan deze speeltijd houdt, gelden de sancties genoemd in arti-kel 35.
Artikel 22 Verplaatste boules
Als een stilliggende boule door bijvoorbeeld de wind of de helling van het terrein verplaatst wordt, wordt hij teruggelegd op zijn oorspronkelijke plaats, mits deze was gemarkeerd. Dit gebeurt ook als de boule per ongeluk verplaatst wordt door toedoen van een speler, de scheidsrechter, een toeschouwer, een dier of enig bewegend voorwerp.
Om onenigheid te voorkomen moeten spelers de plaats van de boules markeren. Protesten met betrekking tot niet–gemarkeerde boules worden niet in overweging genomen; de scheidsrechter zal zich louter baseren op de feitelijke ligging van de boules op het terrein.
Als echter een boule wordt verplaatst door een in dezelfde partij geworpen boule, blijft hij op de nieuwe plaats liggen.
Artikel 23 Werpen van andermans boules
Een speler die met een boule van een ander speelt, krijgt een officiële waarschuwing. De geworpen boule blijft niettemin geldig, maar wordt, indien nodig na meting, onmiddellijk vervangen.
Ingeval van herhaling in de loop van de partij wordt de boule van de speler die de fout maakte ongeldig verklaard, en alles wat als gevolg daarvan is verplaatst, wordt op zijn oorspronkelijke plaats teruggelegd, mits deze was gemarkeerd.
Artikel 24 Onreglementair gespeelde boules
Behalve in de gevallen waarin in dit reglement de specifieke en progressieve sancties uit artikel 35 worden genoemd, is een boule die in strijd met de regels wordt geworpen ongel-dig en alles wat als gevolg daarvan is verplaatst, wordt op zijn oorspronkelijke plaats te-ruggelegd, mits deze objecten gemarkeerd waren.
De tegenstander mag echter de voordeelregel toepassen en de worp alsnog geldig verklaren. De geworpen boule blijft dan geldig, en alles wat als gevolg van de worp is ve
Wat nu als de equipe die op punt ligt de volgende boule speelt, terwijl zijn tegenstander nog boules heeft?
Als het werpen van een boule ingaat tegen het basisprincipe van het spel is er sprake van een onreglementair gespeelde boule. Een onreglementair gespeelde boule moet uit het spel genomen worden en als er boules of het but verplaatst zijn moeten ze worden teruggelegd mits ze gemarkeerd waren. De tegenstander heeft daarnaast de mogelijkheid om de ‘voordeelregel’ toe te passen. Dan wordt de boule geldig en alles wat als gevolg van de worp verplaatst is behoudt zijn nieuwe positie. Wanneer beide equipes nog boules te spelen hebben moet de equipe die gaat wer-pen dus zeker weten dat zij aan de beurt is. Mocht een van de equipes daaraan twijfelen dan moet eventueel nagemeten worden.
In artikel 35 is bepaald welke sancties er kunnen staan op het niet naleven van de spelregels.
Wat moet je doen als er méér dan één boule onterecht is geworpen?
Iedere equipe heeft een onderzoeksplicht en dient zich er van te vergewissen dat de speler die wil gaan spelen ook tot de equipe behoort die daadwerkelijk aan de beurt is.
Dat is evenwel niet absoluut. Als de tegenpartij de mogelijkheid gehad heeft bezwaar te maken en evenmin de ongeldig geworpen boule uit het spel genomen heeft, mag je aannemen dat hij akkoord gegaan is met het laten liggen van de betreffende boule(s).
De regel geldt dus niet automatisch met terugwerkende kracht als de fout op een later moment ontdekt wordt. Voor welke oplossing gekozen wordt is ter beoordeling van de scheidsrechter.
Wat als een speler expres doet alsof hij geen boules meer heeft, of alsof hij op punt ligt?
Een speler mag zijn boule pas werpen nadat hij zichzelf ervan overtuigd heeft dat de tegenpartij niet aan de beurt is om te werpen, dus ofwel op punt ligt, ofwel geen boules meer heeft. Als iemand zijn boule desondanks toch werpt, is deze boule ongeldig en moet worden verwijderd. De verantwoordelijkheid voor het al dan niet spelen is hier erg belangrijk.
De tegenpartij heeft de sportieve plicht om, als het erop lijkt dat de andere partij onterecht een boule wil gaan werpen, dit kenbaar te maken. Als hij dit (bewust of onbewust) nalaat, is hij in overtreding al is opzet zelden aan te tonen.
Als de scheidsrechter in de loop van de partij en/of het toernooi hier een patroon in ontdekt, kan hij daar naar eigen inzicht weldegelijk tegen optreden.
PUNTEN EN METINGEN
Artikel 25 Tijdelijk wegnemen van boules
Om te kunnen meten is het toegestaan boules en obstakels tussen het but en de te meten boules tijdelijk weg te nemen, na hun plaats te hebben gemarkeerd. Na het meten worden de boules en obstakels op hun plaats teruggelegd. Als de obstakels niet kunnen worden weggenomen, wordt met behulp van een passer gemeten.
Artikel 26 Metingen
Een meting wordt verricht door de equipe die de laatste boule heeft geworpen. De tegen-stander heeft altijd het recht na te meten.
Metingen worden verricht met een geschikt instrument, waarover beide equipes dienen te beschikken.
In het bijzonder is het niet toegestaan met de voeten te meten. Voor een speler die zich niet aan deze regel houdt, gelden de sancties uit artikel 35.
Ongeacht de ligging van de te meten boules en het moment in de werpronde kan een scheidsrechter worden geraadpleegd; tegen diens beslissing is geen beroep mogelijk. Tij-dens het meten door een scheidsrechter dienen de spelers zich op ten minste 2m afstand te bevinden.
De organisator kan voor bepaalde partijen, met name bij partijen die op tv worden uitge-zonden, beslissen dat alleen een scheidsrechter mag meten.
Artikel 27 Weggenomen boules
Het is de spelers verboden gespeelde boules op te rapen vóór het einde van de werpronde.
Een boule die aan het einde van een werpronde wordt opgeraapt vóór het aantal punten is overeengekomen, is ongeldig. Hiertegen kan niet worden geprotesteerd.
Als een speler een van zijn boules opraapt terwijl zijn medespelers nog boules te spelen hebben, mogen deze boules niet meer gespeeld worden.
Als de laatste boule is gespeeld, raapt de tegenstander een van onze boules, die nota bene op punt ligt, op! Krijgen we dat punt nog?
Volgens de regels niet. Dit artikel is duidelijk: Een boule die voor het einde van een werpronde (dat wil zeggen voordat de punten zijn vastgesteld) wordt opgeraapt is ongeldig. (eventuele sancties volgens art. 35)
Voorop staat dat totdat de punten zijn vastgesteld men geen enkele boule mag oprapen. Dat kan bijvoorbeeld zijn omdat een punt is vastgesteld en er ruimte gemaakt wordt om de ligging van de andere boules beter te kunnen beoordelen of om te kunnen meten.
Soms gebeurt dat ook tijdens het spel, omdat een boule te ver uit de richting ligt en een ander spel hindert. De ligging van de betreffende boule wordt dan natuurlijk wel gemarkeerd.
Het doet er voor deze regel niet toe of de opgeraapte boule een boule is van de ei-gen partij of van een tegenstander.
Aangenomen dat het oprapen van een boule van de tegenstander per ongeluk is gebeurd en dat de betreffende boule onbetwist op punt lag, kunnen partijen niettemin overeenkomen de boule terug te leggen en het punt te tellen. Bij het oprapen van een eigen boule waarover nog geen overeenstemming bestaat gaat dat niet op. Die boule is per definitie ongeldig.
Als een boule aantoonbaar wordt opgeraapt met het doel er voordeel mee te behalen, is een heel andere regel van toepassing namelijk die van artikel 39, onsportief gedrag.
Het roepen van de scheidsrechter heeft in dit geval zeker nut en dient ook een ander doel. Als er later op de dag wéér iets gebeurt waarbij deze equipe betrokken is, heeft hij een handvat om tot een zwaardere sanctie over te gaan, zelfs als geen opzet bewezen kan worden.
Een equipe zegt ‘het punt te nemen’, maar dan blijkt de boule van de equipe niet op punt ligt. Mag (of moet) de equipe zijn laatste boule(s) alsnog spelen?
Tijdens een speelronde denkt equipe A op punt te liggen, terwijl equipe B geen boules meer te spelen heeft. Equipe A zegt: ‘Wij nemen het punt’. Vervolgens blijkt echter dat equipe B op punt ligt, waarna equipe A alsnog zijn laatste boule(s) wil spelen. Equipe B protesteert en zegt dat het spelen van de laatste boule(s) niet meer mag, want equipe A heeft immers gezegd het punt te nemen, en heeft daarmee afgezien van het recht om de laatste boule(s) te spelen.
Equipe B heeft gelijk.
Het Reglement voor de Pétanquesport gaat niet op dit specifieke geval in. Hoofdregel is dat altijd alle boules worden gespeeld. Om te voorkomen dat een equipe een voor haar voordelige situatie in een moeilijke ligging zou bederven, zal het de resterende boule(s) vaak ver van de ‘gevarenzone’ plaatsen. Dit wordt als zinloos tijdverlies beschouwd en mondt uit in ‘we nemen het punt’. In feite zeg je daarmee ‘beschouw al mijn boule(s) als geworpen’; ‘Laten we de eindstand Opmaken’.
De equipe geeft op dat moment zelf het recht om zijn laatste boule(s) te spelen uit handen.net zoals bij de regel dat je eenmaal geworpen boules niet opnieuw mag werpen (behalve een enkele uitzondering waar de regels dat toestaan) moeten we nu ook de uitspraak ‘wij nemen het punt’ ofwel ‘beschouw al mijn boules als Geworpen’ als onherroepelijk beschouwen. Ook je virtueel geworpen boules mag je niet meer oprapen.
Hierbij moeten we opmerken, dat het wel buitengewoon onhandig is om ‘een punt te nemen’ dat je niet blijkt te hebben. Een equipe mag zich daarbij nooit beroepen op een uitspraak van de tegenstander. De equipe doet er dus verstandig aan altijd eerst door eigen waarneming vast te stellen of men wel echt op punt ligt en als de situatie niet volstrekt duidelijk is, zelf door middel van een eigen meting de ligging vast te stellen of die door de scheidsrechter te laten vaststellen, en dan pas het punt te claimen.
Ik ben vergeten het scorebord na een werpronde bij te werken. Mag ik dit na de volgende werpronde nog doen?
Tijdens een werpronde heeft equipe A drie punten gescoord. Beide equipes zijn dat aan het einde van de werpronde overeengekomen. Equipe A laat echter na om de behaalde punten op het scorebord te noteren. In de volgende werpronde behaalt equipe B een punt en noteert dat op het scorebord. Als een speler van equipe A de vorige stand op het scorebord wil bijwerken, merkt equipe B op dat dit niet meer mag: de volgende werpronde is immers al gespeeld en de stand overeengekomen. Dat is onjuist. Equipe A mag weldegelijk de score bijwerken en de drie punten ‘schrijven’. Reglementair behaalde punten kunnen niet verloren gaan omdat de registratie niet is bijgehouden.
In het RPS zijn geen regels opgenomen over de wijze waarop de scores dienen te worden bijgehouden. Vaak kunnen de equipes gebruik maken van scoreborden of van andere hulpmiddelen, zoals een handteller. Deze hebben vanzelfsprekend geen enkele invloed op het wedstrijdverloop. Het ‘verbod’ dat equipe B uitspreekt is dus onterecht. Equipe B zou equipe A juist moeten waarschuwen als deze de stand vergeet bij te werken. Dat is niet alleen sportief, maar ook verstandig, omdat het latere problemen voorkomt.
Artikel 28 Bij meting verplaatsen van boules of but
Het te meten punt gaat verloren voor een equipe waarvan een speler die een meting uit-voert het but of een van de betwiste boules beweegt of verplaatst. Als de scheidsrechter tijdens een meting het but of een boule beweegt of verplaatst, doet hij in alle rechtvaar-digheid een uitspraak.
Wat moet ik doen als tijdens de werpronde bij het meten het but wordt verplaatst?
De sanctie hierop kan er een zijn volgens artikel 35.
In ieder geval gaat het te meten punt verloren voor de equipe die de fout maakt en dit blijft net zo lang van kracht tot die ligging die gemeten werd veranderd.
Artikel 29 Boules op gelijke afstand
Als de twee het dichtst bij het but liggende boules even ver van het but liggen en aan ver-schillende equipes toebehoren, kunnen zich de volgende drie gevallen voordoen:
1. geen van beide equipes heeft nog boules te spelen: de werpronde eindigt onbeslist en het but wordt uitgeworpen door de equipe die in de vorige spelronde scoorde of de equipe die de toss won;
2. slechts één equipe heeft nog boules te spelen: die equipe werpt deze boules en behaalt zoveel punten als zij uiteindelijk boules dichter bij het but heeft liggen dan de dichtst-bijzijnde boule van de tegenstander; en
3. beide equipes hebben nog boules te spelen: de equipe die het laatst heeft geworpen, werpt nogmaals een boule, dan de tegenstander, en vervolgens om beurten, totdat één equipe op punt ligt; als slechts één equipe nog boules te spelen heeft zijn de regels van punt 2 van toepassing.
Als er aan het einde van een werpronde geen boules op toegestaan terrein liggen, ein-digt de werpronde onbeslist.
Artikel 30 Reinigen van but of boules
Vóór meting moeten de betrokken boules en het but worden ontdaan van al wat eraan kleeft.
Artikel 31 Klachten
Om ontvankelijk te zijn, moet een klacht bij een scheidsrechter worden ingediend. Klachten die na het einde van de partij worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.
DISCIPLINE
Artikel 32 Afwezigheid van spelers
Bij de loting voor het wedstrijdschema en de bekendmaking van het resultaat van deze lo-ting moeten de spelers bij de wedstrijdtafel aanwezig zijn. Als een equipe een kwartier na de bekendmaking nog niet op het terrein aanwezig is, wordt zij bestraft met één punt, dat aan de tegenstander wordt toegekend.
Bij partijen op tijd wordt deze termijn verkort tot 5 minuten.
Voor iedere vijf minuten afwezigheid daarna wordt opnieuw een punt toegekend aan de te-genstander.
Dezelfde sanctie wordt tijdens het toernooi opgelegd na elke loting.
Bij hervatting van de partijen na enige onderbreking wordt voor elke vijf minuten afwezig-heid van een equipe één punt toegekend aan de tegenstander.
Een equipe die dertig minuten na het begin van het toernooi, of de hervatting van de par-tijen na een onderbreking, nog niet op het terrein is verschenen wordt uitgesloten van het toernooi.
Een onvolledige equipe mag aan de partij beginnen zonder op een afwezige speler te wachten, maar speelt zonder zijn boules.
Spelers mogen zich niet van een partij verwijderen of het speelterrein verlaten zonder toe-stemming van een scheidsrechter. In geen geval wordt het spel hiervoor onderbroken; evenmin vervalt de verplichting voor zijn medespelers hun resterende boules binnen de toegestane minuut te spelen. Als de betrokken speler niet terug is op het moment dat hij moet spelen, worden zijn boules met één per minuut ongeldig.
Als er geen toestemming gegeven was, zijn de sancties van artikel 35 van toepassing.
Bij een ongeluk of een door een arts geconstateerd medisch probleem krijgt deze speler ten hoogste een kwartier rust. Bij misbruik van deze regeling worden de betreffende speler en zijn equipe onmiddellijk uitgesloten van deelname.
Artikel 33 Te laat komen
Als de afwezige speler na het begin van een werpronde verschijnt, mag hij niet meer aan
deze werpronde deelnemen. Pas in de volgende werpronde kan hij aan de partij meedoen.
Als de afwezige speler meer dan 30 minuten na het begin van een partij verschijnt, mag hij daar niet meer aan meedoen.
Als de onvolledige equipe deze partij wint, mag hij wel aan de eventuele volgende par-tij(en) meedoen, mits de equipe mede op zijn naam is ingeschreven.
NB!
Wanneer door de onvolledige equipe de partij wordt verloren en er een systeem ge-hanteerd wordt met bijvoorbeeld ‘troostrondes’, dan mag de betreffende speler wel deelnemen aan die vervolgrondes.
Als het toernooi in poules wordt gespeeld, mag hij, ongeacht het resultaat van deze partij, aan de eventuele volgende partij(en) deelnemen.
De eerste werpronde van een partij wordt geacht te zijn begonnen zodra het but al dan
niet geldig is uitgeworpen. De volgende werprondes worden geacht te zijn begonnen zodra de laatste boule van de vorige werpronde tot stilstand is gekomen.
Artikel 34 Vervangers
Het inzetten van een vervanger in een doublette of van een of twee vervangers in een tri-plette is slechts toegestaan tot het officiële startsein van het toernooi (mondeling, door middel van een fluitje, een startschot, enz.), tenzij de vervanger reeds als behorend tot een andere equipe voor het toernooi was ingeschreven.
NB!
Het is dus niet toegestaan dat een vervanger die ingeschreven staat of stond bij een andere equipe voor dat toernooi, te laten deelnemen in een andere equipe in hetzelfde toernooi.
Artikel 35 Sancties
Spelers die zich tijdens een partij niet houden aan de spelregels, riskeren de volgende sancties:
1. Waarschuwing, door een scheidsrechter kenbaar gemaakt door het tonen van een gele kaart aan de overtreder.
Als evenwel een gele kaart wordt gegeven voor tijdsoverschrijding geldt die voor alle spelers van de overtredende equipe. Als een van de spelers van die equipe al een gele kaart op zijn naam heeft staan wordt hij bestraft met het ongeldig verklaren van een nog te spelen boule voor de lopende werpronde of, als hij geen boule meer te spelen heeft, een boule in de volgende werpronde.
2. Ongeldigverklaring van de geworpen of een te werpen boule, door een scheidsrechter kenbaar gemaakt door het tonen van een oranje kaart aan de overtreder.
3. Uitsluiting van de schuldige voor de rest van de partij, door de scheidsrechter kenbaar gemaakt door het tonen van een rode kaart aan de overtreder.
4. Diskwalificatie van de equipe die de fout maakte.
5. Diskwalificatie van beide equipes indien zij elkaars foutieve gedrag door de vingers zien.
Een waarschuwing is een sanctie, en kan alleen worden gegeven na constatering van een overtreding.
Waarschuwende woorden of het verzoek de regels te respecteren aan het begin van een toernooi kunnen nooit als waarschuwing beschouwd worden.
NB!
Behalve voor wangedrag geldt een sanctiekaart voor een spelregelovertreding per partij en niet voor het hele toernooi. Voor wangedrag bestaat geen oranje kaart maar alleen geel en daarna rood. Een rode kaart voor een spelregelovertreding be-tekent diskwalificatie voor de lopende partij; men mag aan de volgende partij weer deelnemen. Een rode kaart voor wangedrag betekent diskwalificatie voor de rest van het toernooi.
Artikel 36 Slechte weersomstandigheden
Bij slecht weer, zoals hevige regen wordt een begonnen werpronde afgemaakt, tenzij de scheidsrechter anders beslist. De scheidsrechter is, na overleg met de jury of de wedstrijd-leiding, als enige bevoegd te besluiten de partijen stil te leggen of het toernooi in geval van overmacht te beëindigen.
Artikel 37 Nieuwe fase van het spel
Indien na de aankondiging van de start van een nieuwe fase van het toernooi (2e ronde, 3e ronde, enz.) sommige partijen van de vorige fase nog niet zijn afgelopen, kan een scheidsrechter, als hij vaststelt dat het goede verloop van het toernooi niet meer kan worden gegarandeerd, de jury of de wedstrijdleiding vragen om alle lopende par-tijen of zelfs het toernooi te beëindigen.
Artikel 38 Onsportief gedrag
Equipes die tijdens een toernooi ruzie maken of blijk geven van onsportiviteit of van ge-brek aan respect voor het publiek, de officials of de scheidsrechters, worden uit het toer-nooi genomen. Deze diskwalificatie kan leiden tot nietigverklaring van eventueel behaalde resultaten, en tot het opleggen van de sancties als bepaald in artikel 39.
Artikel 39 Wangedrag
Een speler die schuldig wordt bevonden aan wangedrag of, erger nog, geweld jegens een official, een scheidsrechter, een andere speler of een toeschouwer, riskeert een of meer van de volgende sancties, afhankelijk van de ernst van de overtreding:
1.diskwalificatie;
2.intrekking van zijn licentie of het document als bedoeld in artikel 4; en
3.verbeurdverklaring of teruggave van prijzen en beloningen.
Een sanctie die wordt opgelegd aan een schuldig bevonden speler, kan ook worden opge-legd aan zijn medespelers.
Sanctie 1 wordt opgelegd door een scheidsrechter. Sanctie 2 wordt opgelegd door de jury.
Sanctie 3 wordt toegepast door de wedstrijdleiding, die de vervallen prijzen en beloningen, vergezeld van een verslag, binnen 48 uur aan de bond stuurt, die over de bestemming er-van beslist.
In alle gevallen ligt de uiteindelijke beslissing bij het tuchtcollege van de bond.
Spelers dienen correct gekleed te zijn. In het bijzonder is het verboden te spelen met ont-bloot bovenlichaam en om veiligheidsredenen moeten spelers gesloten schoeisel dragen dat tenen en hielen beschermt.
Het is gedurende het spel verboden te roken, inclusief elektronische sigaretten. Tevens is het tijdens het spel verboden mobiele telefoons te gebruiken.
Spelers die zich niet houden aan deze regels kunnen, na een officiële waarschuwing van een scheidsrechter, worden gediskwalificeerd, als zij volharden in hun gedrag.
Artikel 40 Verplichtingen van scheidsrechters
Scheidsrechters die zijn aangewezen om een toernooi te leiden, zien toe op de strikte toe-passing van het spelreglement en de administratieve regelingen die het completeren.
Afhankelijk van de ernst van de overtreding kunnen zij spelers of equipes die weigeren zich bij hun beslissingen neer te leggen uitsluiten voor een partij of diskwalificeren.
De scheidsrechter rapporteert toeschouwers die een licentie bezitten of door de bond geschorst zijn, en die door hun gedrag incidenten op het terrein veroorzaken, aan de bond. Deze maakt een tuchtzaak tegen betrokkenen aanhangig bij het tuchtcollege dat over de schuldvraag beslist en de op te leggen straffen vaststelt.
Mag een scheidsrechter spelers midden in een werpronde aanspreken?
Ja.
Een scheidsrechter mag, als hij vindt dat daar noodzaak toe is, spelers tijdens een werpronde aanspreken.
De rc raadt wel wat terughoudendheid aan, en het verdient de voorkeur te wachten tot de werpronde is afgelopen.
In alle gevallen is één en ander geheel ter beoordeling aan de scheidsrechter zelf; hij is de enige die de urgentie van een interventie kan bepalen.
Artikel 41 Samenstelling en beslissingen van de jury
Gevallen waarin dit reglement niet voorziet, worden voorgelegd aan de scheidsrechter die ze kan doorverwijzen naar de jury van het toernooi.
Tegen beslissingen van de jury als bedoeld in deze alinea, is geen beroep mogelijk. Een jury bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden. Als de stemmen staken, is de stem van de voorzitter van de jury doorslaggevend.
ELDIGHEID
Dit reglement is vastgesteld door het uitvoerend bestuur van de Fédération Internationale de Pétanque et Jeu Provençal in december 2020 met als datum van inwerkingtreding 1 januari 2021
Deze Nederlandse vertaling is vastgesteld door de reglementencommissie van de Neder-landse Jeu de Boules Bond en is van toepassing bij alle onder auspiciën van de NJBB te houden toernooien.